In het vorige artikel constateerden wij dat er nogal al wat te doen is op het gebied van psychodiagnostiek, waar het de kwaliteit van het diagnostisch proces betreft. Samenvattend identificeerden wij de volgende problemen:
wij hebben onvoldoende kennis van de oorsprong van pathologie en categoriale (DSM-) diagnostiek is onvoldoende betrouwbaar – waarbij deze twee elkaar in stand houden;
wij overschatten nogal eens ons eigen kunnen;
een positief ontvangen diagnostisch rapport betekent niet dat de conclusie(s) er van, juist zijn;
wij zijn gevoelig voor oordeelsfouten
en wij organiseren feedback onvoldoende.
We constateerden dat we psychodiagnostiek verrichten in een tamelijk onzekere context (punten 1-4). In het huidige artikel ga ik graag door op wat wij zelf al kunnen doen, om deze onzekerheid te verkleinen. Specifiek wil ik de aandacht vragen voor het 'multi-conceptueel' inrichten van het psychologisch onderzoek. In latere uitgaven schrijf ik graag meer over actuariële methoden, het 'multi-methodisch' en 'multi-informant' werken en de stand van zaken, vanuit de wetenschappelijke literatuur – dit zal een doorlopend proces zijn.
Hoewel de meesten het ‘categoriale model’ van de DSM-5 zullen kennen, is het belangrijk aan te merken dat er niet slechts één model is, welke we kunnen gebruiken in het bedrijven van psychodiagnostiek. Naast het categoriale model, kennen we bijvoorbeeld het ‘trekken model’ (denk aan de ‘Big-Five’, de NEO-vragenlijsten etc.) en bijv. het ‘structurele model’ – veelal bekend van de ‘dynamische theorie-gestuurde profielinterpretatie’ (DTP) (Eurlings-Bontekoe & Snellen, 2003; 2021). De DTP pretendeert uitspraken te kunnen doen over o.a. de ‘kwaliteit’ van de persoonlijkheidsorganisatie – de achterliggende conceptualisering is ontleent aan Kernberg (1984) en het ‘structurele model’.
Naast het bovengenoemde is er nog een ‘cognitief model’ (het fundament voor de schemagerichte therapieën), een ‘interpersoonlijk model’ en niet onbelangrijk: het ‘alternatieve model voor persoonlijkheidsstoornissen’ (AMPD) welke gepresenteerd is in de DSM-5. Dit is een dimensioneel model voor het ‘persoonlijkheids-functioneren’ en is op het laatste moment vervangen door het (oude) categoriale model voor persoonlijkheidsstoornissen. Klik hier voor meer informatie over het AMPD.
Hoewel deze ‘andere’ modellen sterk van elkaar verschillen, vinden ze elkaar in de overtuiging dat descriptieve (beschrijvende) diagnostiek van emotionele klachten prevaleert boven classificatie van emotionele klachten (Berghuis, 2018). De meeste psychologische tests die we gebruiken behoren tot een van deze modellen en de achterliggende conceptuele onderbouwing. Dit betekent onder meer dat tests van het ene model, niet gebruikt kunnen worden om uitspraken te doen over het concept welke in een heel ander model beschreven wordt (we doen geen NEO-PI-3 (Hoekstra & de Fruyt, 2014) om een uitspraak te doen over het niveau van persoonlijkheids-functioneren, bijv.).
We kunnen de onzekerheid binnen de psychodiagnostiek verkleinen, door o.a. vanuit meerdere concepten diagnostiek te verrichten. Daarbij merkten we op dat beschrijvende diagnostiek prevaleert boven (louter) classificatie van emotionele klachten (zoals de DSM-5 dat doet). In een volgend artikel leg ik uit wat 'multi-methodisch' en 'multi-informant' werken betekent en komen wij tot een overzicht van actuariële instrumenten t.b.v. psychodiagnostiek en dit per theoretisch concept en methode.
Heb je een fout ontdekt op deze pagina, of heb je aanvullingen en/of aanbevelingen voor deze of latere artikelen? Neem dan vooral contact op via info@uppsi.nl. Jouw feedback wordt zeer op prijs gesteld!