De afgelopen jaren is er in de media diverse malen aandacht geweest voor ‘foutieve diagnoses’ in de GGZ. Het programma Pointer (2021) maakte een uitzending over het tot stand komen van verkeerde diagnoses en de gevolgen daarvan (2021). Ook vanuit verschillende beroepsverenigingen, vakbladen en zorginstellingen is er aandacht voor de kwaliteit van diagnostiek. Zo liet een groot onderzoek binnen de zorginstelling GGNET (2018) zien dat voor een kwart (27%) van de patiënten in zorg, de primaire diagnose gewijzigd moest worden – met name zaken als trauma, licht verstandelijke beperkingen, verslaving en autisme bleken vaak over het hoofd gezien (2018). Vooral bij de groep patiënten met complexe psychiatrische stoornissen wordt te weinig geïnvesteerd in goede diagnostiek en regelmatig evalueren (NVVP). Juist bij deze patiënten komen verkeerde diagnoses nogal eens voor. Er zijn meerdere voorbeelden van mensen die jarenlang rondlopen met verkeerde diagnoses en de gevolgen die dat kan hebben op de langere termijn (2021), denk aan: veelvuldig doorverwijzen, lange wachttijden en demoralisatie (2021).
Het accuraat diagnosticeren (in termen van DSM-5: ‘classificeren’) van mentale problemen en het verhelderen van de etiologie van klachten blijft een van de grootste uitdagingen in de klinische psychologie en psychiatrie (Michelini et al., 2021). Zoals beschreven blijft de mate waarin klachten op een verkeerde wijze geclassificeerd worden problematisch (zie ook: Regier et al., 2013) en de categoriale classificatiesystemen (waaronder de DSM-5; APA, 2013), blijken van weinig waarde wat betreft prognose en behandeling (o.a. Conway et al., 2019). Opgemerkt moet worden dat – ondanks dat het instrument daartoe veelvuldig gebruikt wordt - de DSM-5 geheel niet bedoeld is om op basis van een classificatie, een behandelprogramma te indiceren (APA, 2013). Voor een veelheid van de classificaties binnen de DSM-5 geldt daarnaast dat de tussen-beoordelaars-betrouwbaarheid onvoldoende onderzocht (APA, 2013) of dubieus is, zeker wanneer men het criterium neemt welke de COTAN als acceptabel hanteert (COTAN, 2022). Dit alles betekent niet dat het classificeren van psychische stoornissen geen nut heeft. Het betekent vooral dat juist classificeren van klachten, bijzonder ingewikkeld is. Hier komt bij dat we nog altijd onvoldoende goed begrijpen wat de (neuro- of biologische) basis is voor veel psychische problemen en is tevens veelgehoorde kritiek op de DSM-5 (o.a. Jabr, 2013).
Deze twee problemen (diagnostische classificatie en etiologie) zijn problematisch doordat ze elkaar in stand houden en dat ze onderling sterk aan elkaar verbonden zijn (Michelini et al., 2021). Het onjuist classificeren van mentale problemen maakt het moeilijk om de etiologie van de verschillende stoornissen te onderzoeken en het ontbreken van kennis van etiologie, maakt het moeilijk klachten op een juiste wijze te classificeren (Michelini et al., 2021). Natuurlijk spelen er meerdere factoren mee in het onjuist diagnosticeren (en classificeren) van mentale problemen, denk o.a. aan oordeelsfouten; overschatten eigen kunnen en het veelal niet-beschikbaar zijn van feedback. Juist doordat het psychodiagnostische onderzoeksproces verregaande gevolgen kan hebben, is het belangrijk aan deze punten te werken en in voldoende mate theoretisch en praktisch geschoold te zijn, om psychodiagnostiek goed uit te kunnen voeren. Supervisie is daartoe van grote waarde.
Er is nogal al wat te doen… Wat precies en welke initiatieven er al zijn, om de genoemde problemen op te lossen – daar informeer ik je in de komende artikelen graag over!
Heb je een fout ontdekt op deze pagina, of heb je aanvullingen en/of aanbevelingen voor deze of latere artikelen? Neem dan vooral contact op via info@uppsi.nl. Jouw feedback wordt zeer op prijs gesteld!