Onderscheid trekken, symptomen en gedrag
In diagnostiek en de indicatiestelling voor behandeling, moeten we het onderscheid goed begrijpen tussen persoonlijkheidstrekken (traits), symptomen (states) en specifieke gedragingen. Dit onderscheid vormt de basis voor een nauwkeurige diagnose en effectieve behandeling van psychische stoornissen. In dit artikel richten we ons op het inzichtelijk maken van deze concepten en hun onderlinge relaties. Ik redeneer vanuit het 'Alternatief Model voor Persoonlijkheidsstoornissen' (AMPD) in de DSM-5.
Het artikel is gebaseerd op de tekst die over dit onderwerp te vinden is, binnen deel III van de DSM-5-TR (APA, 2022).
Persoonlijkheidstrekken (‘traits’)
Het trekkenmodel zoals opgenomen in het AMPD (B-Criterium), bevat persoonlijkheidstrekken volgens het vijf-factoren model (FFM) die samenhangen met psychopathologie. Deze trekken kunnen variëren van negatieve affectiviteit en introversie, tot vijandigheid en ongeremdheid. Dit model helpt ons begrijpen hoe bepaalde persoonlijkheidstrekken ('traits') bijdragen aan het in stand houden van klachten en het functioneren van de onderzochte.
Relevant is dat het AMPD B-criterium ook de tegenpolen van deze trekken beschrijft. Namelijk: gezonde, adaptieve en veerkrachtige persoonlijkheidstrekken. Bijvoorbeeld: waar negatieve affectiviteit een trek is die samenhangt met psychopathologie, fungeert emotionele stabiliteit als een tegenpool die psychische stoornissen juist kan verzachten, coping kan bevorderen en kan beschermen tegen het ontwikkelen van stemmingsklachten.
Trek of toestand (‘state’)
Persoonlijkheids-'trekken', of 'traits' zijn relatief stabiele persoonlijkheidskenmerken die consistent aanwezig zijn in verschillende situaties en over langere tijd. Het is een neiging of dispositie tot specifieke gedragingen. De onderzochte met een lage mate van vijandigheid zal waarschijnlijk sociaal aangepast gedrag vertonen in diverse situaties. Iemand met een hoge mate van 'negatieve affectiviteit' zal gevoelig zijn voor het ontwikkelen van stemmingsklachten en zo door. Welke 'trekken' gerelateerd zijn aan specifieke probleemgebieden, wordt verder geïllustreerd in het HiTOP model (hierover volgt een artikel).
Toestandsbeelden of 'states', zijn tijdelijke toestanden of symptomen die kunnen fluctueren afhankelijk van de context en omstandigheden. Ze zijn minder stabiel dan traits en kunnen aanzienlijk veranderen over korte perioden. Een persoon kan zich op een bepaald moment angstig voelen als reactie op een stressvolle situatie (state), maar dit hoeft niet te betekenen dat deze persoon zijn persoonlijkheid het meest beschreven moet worden in termen van 'negatieve affectiviteit'. De emotionele toestand ('state') zegt dus niets over de persoonlijkheidskenmerken ('traits') al kun je andersom wel verwachten dat iemand met bepaalde persoonlijkheidskenmerken overeenkomstige klachten laat zien. Iemand heeft immers een dispositie tot het ontwikkelen overeenkomstige klachten (zie ook: samenhang FFM en HiTOP).
Gedrag
Zoals opgemerkt: persoonlijkheidstrekken leiden niet noodzakelijkerwijs tot consistent gedrag in elke situatie. Een persoonlijkheid die gekenmerkt wordt een hoge mate van 'ongeremdheid' hoeft niet voortdurend impulsieve gedragingen te vertonen. Het patroon van gedragingen varieert afhankelijk van de situatie en context. Wanneer deze gedragingen zich herhaaldelijk voordoen over verschillende gelegenheden, kunnen we spreken van een persoonlijkheidstrek: het gedrag is dan dermate 'gegeneraliseerd' en 'persistent' dat deze zich heeft 'verankerd' in de persoonlijkheid.
"De klachten waarmee de ander zich presenteert, hoeven niet iets te zeggen over onderliggende persoonlijkheidskenmerken of het persoonlijkheidsfunctioneren."
Conclusie
Voor een zorgvuldige diagnose is het cruciaal om het onderscheid tussen stabiele, onderliggende persoonlijkheidstrekken (traits) en tijdelijke, fluctuerende toestanden (states) scherp te houden. De klachten waarmee een cliënt zich presenteert, zijn niet per definitie een directe afspiegeling van diens persoonlijkheidskenmerken of -functioneren. Dit inzicht is fundamenteel voor het opstellen van een passende en effectieve behandelstrategie.
Door dit onderscheid helder voor ogen te houden, vergroten we de validiteit van onze diagnostiek.
In een volgend artikel zullen we dieper ingaan op hoe specifieke trekken samenhangen met probleemgebieden aan de hand van het HiTOP model.