De relationele kern: een pleidooi tegen de term 'persoonlijkheidsstoornis'
We zitten samen gebogen over de uitwerking van een SCID-5-PV. Criterium na criterium lopen we langs, van de angst voor verlating tot de instabiele relaties en de impulsiviteit die onvermijdelijk anderen raakt. We brengen de DSM-5-classificatie zorgvuldig in kaart. Na een korte stilte kijkt mijn supervisant op: 'eigenlijk hebben we het steeds over de sociale gevolgen van zijn trauma. De pijn en de problemen in de interactie.'
'Precies,' zeg ik. We classificeren nauwgezet de gevolgen die de problematiek doet ontstaan in het interpersoonlijke veld, maar we hangen er een ‘classificatie’ aan dat naar binnen wijst: een stoornis van de persoonlijkheid. Deze observatie is geen losse flodder. Het is de kern van een voorstel van Orestis Zavlis en Peter Fonagy (2025), die met een schat aan evidentie betogen dat 'persoonlijkheidsstoornis' een misleidend etiket is. De werkelijke aard van de problematiek, zo stellen zij, is niet zozeer een stoornis van de persoonlijkheid, maar een stoornis in het relationele functioneren. Het wordt tijd dat we ons afvragen: helpt de term 'persoonlijkheidsstoornis' ons om de cliënt te begrijpen, of leidt het af van de essentie in ons werk: het relationele werken?
Specificiteit van de ‘persoonlijkheidsstoornis’
Een veelgehoord argument is dat de diagnose 'persoonlijkheidsstoornis' niet slechts de sociale gevolgen beschrijft, maar juist de onderliggende, stabiele patronen van denken, voelen en gedragen – de traits. Dit lijkt een valide punt, totdat we dieper graven. Het paradoxale is namelijk dat deze persoonlijkheidstrekken allerminst specifiek zijn voor persoonlijkheidsstoornissen.
Onderzoek vanuit de Hierarchical Taxonomy of Psychopathology (HiTOP) laat dit pijnlijk helder zien. Maladaptieve manieren van voelen (neuroticisme) definiëren primair de emotionele stoornissen, zoals depressie en angst. Maladaptieve manieren van denken (psychoticisme) vormen de kern van psychotische stoornissen. En maladaptieve manieren van gedragen (disinhibitie en dwangmatigheid) kenmerken de impulsgedreven stoornissen, zoals verslaving.
Wat blijft er dan over dat specifiek is voor de persoonlijkheidsstoornis? Precies: de maladaptieve manieren van relationeren (zoals introversie en antagonisme). Dit impliceert dat de term 'persoonlijkheidsstoornis' taalkundig onjuist is. Deze stoornissen zijn niet méér een 'persoonlijkheidsprobleem' dan welke andere psychische stoornis dan ook. Ze onderscheiden zich specifiek door de problemen in hoe mensen sociale relaties navigeren. Door vast te houden aan de brede term 'persoonlijkheid', creëren we een illusie van specificiteit die in de wetenschappelijke realiteit niet overeind blijft.
De Sociale Realiteit van de Diagnose
Als de onderliggende traits niet het unieke kenmerk zijn, waar kijken we dan naar? Laten we ons richten op de concrete, waarneembare gevolgen. Ook hier is het bewijs volgens Zavlis & Fonagy (2025) eenduidig: de meest relevante en ernstige consequenties van wat wij een persoonlijkheidsstoornis noemen, zijn relationeel.
Epidemiologisch bewijs toont dat de meest verontrustende gevolgen voor de maatschappij, zoals geweld en criminaliteit, sociaal van aard zijn.
Klinisch bewijs laat zien dat de grootste uitdagingen in de behandelkamer relationeel zijn, zoals de moeite met het vormen van een werkbare therapeutische alliantie.
Psychometrisch bewijs bevestigt dat sociale disfunctie niet zomaar een symptoom is, maar wellicht de kern van de stoornis zelf vormt.
De diagnose komt tot leven in de interactie – of het gebrek daaraan. Het is de pijn van het onvermogen om een stabiel zelfbeeld te behouden in contact met anderen, de frustratie van herhaaldelijke conflicten, en de leegte van vermeden intimiteit. Onze classificatiesystemen, zoals de DSM-5 en de ICD-11, meten dit feitelijk al. Ze definiëren de ernst van de stoornis aan de hand van relationele problemen. Waarom benoemen we het dan niet zo?
“De kern van de problematiek is fundamenteel en onmiskenbaar relationeel.”
Een pleidooi voor helderheid
Deze discussie is voor onze dagelijkse praktijk bijzonder relevant. Ze wordt dan ook direct gevoed door de stemmen van degenen die er dagelijks mee werken en leven. Wanneer clinici wordt gevraagd wat zij onder de diagnose ‘persoonlijkheidsstoornis’ verstaan, antwoorden velen dat het simpelweg problemen in relaties aanduidt en dat 'relationele stoornis' een betere term zou zijn.
Nog belangrijker is de stem van de cliënt. Patiënten met deze diagnose geven aan een 'relationele framing' van hun problemen te prefereren. Dit is niet verrassend. De term 'persoonlijkheidsstoornis' kan aanvoelen als een veroordeling van wie je bent. Het is statisch en stigmatiserend. Een 'relationele' benadering, daarentegen, beschrijft een probleem in wat je doet in contact met anderen en met jezelf. Het opent de deur naar verandering en verbinding. Het is dan ook geen toeval dat de meest effectieve behandelingen zich primair richten op het verbeteren van relationeel functioneren.
Wat zijn jouw gedachten over de term ‘persoonlijkheidsstoornis’? Laten we de moed hebben om onze diagnostische labels kritisch te beschouwen en te kiezen voor een taal die recht doet aan de complexe, geleefde ervaring van de cliënt.