Multi-informant diagnostiek: een praktisch beslismodel

Hoe integreer je de soms tegenstrijdige informatie van een cliënt, een partner en een docent in één coherent beeld? Het is een vraag waar veel psychologen in de praktijk mee worstelen. Het gebruik van meerdere informanten kan de kwaliteit van onze diagnostiek aanzienlijk versterken, maar het daadwerkelijk samenvoegen van alle data is vaak een complexe puzzel.

In dit artikel reiken we een praktisch beslismodel aan om deze uitdaging systematisch aan te gaan. We maken de vertaalslag van de wetenschap naar de praktijk op basis van het artikel "When and How to use Multiple Informants to Improve Clinical Assessment" van L.A. Alexander en collega's (2017), zodat je met meer zekerheid kunt bepalen wanneer en hoe je informatie van verschillende informanten kunt inzetten en interpreteren.

 

Een beslismodel

Het inzetten van meerdere informanten is niet simpelweg een kwestie van ‘meer is beter’. De meerwaarde hangt af van de specifieke diagnostische vraag. Alexander et al. (2017) stellen een heldere beslisboom voor die start met twee fundamentele vragen:

  1. Is de context waarin de klachten zich voordoen relevant?

  2. Is het inzicht van de cliënt in de eigen klachten mogelijk beperkt?

Indien het antwoord op één of beide vragen 'ja' is, wordt een multi-informant benadering van grote waarde. Hieronder lichten we deze twee criteria verder toe.

Stap 1: Is de Context Relevant?

De eerste vraag die je jezelf moet stellen is of de klachten van de cliënt zich in verschillende situaties anders manifesteren. Wanneer de focus van de diagnostiek ligt op het begrijpen van functioneren in een specifieke sociale context, is informatie van anderen onmisbaar.

Denk hierbij aan:

  • Aandachts- en concentratieproblemen die zich volgens de cliënt vooral op het werk voordoen, maar thuis niet. Een collega of leidinggevende kan hierover cruciale informatie verschaffen.

  • Stemmingsklachten die in de thuissituatie een andere uitingsvorm hebben dan in sociale situaties buitenshuis.

  • Gedragsproblemen bij een kind die enkel op school worden gerapporteerd, maar door ouders niet worden herkend.

Als klachten niet generaliseren over verschillende situaties, helpt informatie van context-specifieke informanten om een volledig en genuanceerd beeld te vormen.

Stap 2: Is het Inzicht van de Cliënt Relevant?

Zelfs als klachten in elke context hetzelfde lijken, kan een multi-informant benadering nodig zijn. De tweede cruciale vraag betreft het inzicht van de cliënt in het eigen functioneren. Iedereen heeft blinde vlekken, maar bij bepaalde pathologie kan het zelfinzicht ernstig verstoord zijn, wat de betrouwbaarheid van zelfrapportage direct beïnvloedt (Amador et al., 2005).

Dit is met name relevant bij:

  • Neurocognitieve stoornissen

  • Psychotische stoornissen

  • Ernstige persoonlijkheidspathologie

In deze gevallen kunnen vertekeningen in de waarneming van het zelf en de ander de zelfrapportage onbetrouwbaar maken. De informatie van een naaste is dan niet zomaar ‘extra’, maar essentieel om tot een valide klinisch oordeel te komen. Wanneer noch de context, noch het inzicht een relevante factor is, kan zelfrapportage volstaan.

 

“Discrepanties tussen informanten zijn geen ruis, maar cruciale diagnostische data over context en inzicht.”

 

Het interpreteren van de informatie

De kern van dit model ligt in de interpretatie. Wat doe je wanneer de informatie van de cliënt en een informant overeenkomt, en wat als deze juist verschilt?

  • Consistente informatie: Wanneer de zelfrapportage en de informatie van een informant grotendeels overeenkomen, is het zeer waarschijnlijk dat de klachten generaliseerbaar zijn over situaties en dat de zelfrapportage van de cliënt als valide kan worden beschouwd.

  • Tegenstrijdige informatie: Wanneer een informant nieuwe of afwijkende informatie geeft, is dit geen ruis, maar waardevolle diagnostische data. Het kan twee dingen betekenen:

    1. De klachten zijn context-specifiek (de informant beschrijft gedrag in een andere situatie).

    2. De betrouwbaarheid van de zelfrapportage is beperkt (de informant corrigeert een blinde vlek van de cliënt).

Door op deze manier te redeneren, versterken we de betrouwbaarheid van ons psychologisch onderzoek, naast het gebruik van meerdere theoretische concepten en onderzoeksmethoden.

 

Conclusie

Het integreren van informatie van meerdere informanten hoeft geen ongestructureerd proces te zijn. Het beslismodel van Alexander et al. (2017) biedt een helder en praktisch handvat. Door de diagnostische vraag te toetsen aan de relevantie van context en inzicht, kun je doelgericht bepalen of en waarom je informanten betrekt.

Discrepanties in de verkregen informatie zijn hierbij geen probleem, maar juist een bron van klinisch relevante inzichten. Door dit model toe te passen, verander je de vraag van 'wie heeft er gelijk?' naar 'wat betekent de discrepantie voor mijn diagnostische beeldvorming?'.

Vorige
Vorige

Het AMPD in de DSM-5: een introductie

Volgende
Volgende

Multi-methodische diagnostiek