Voorbij de Hersenpan: Een Kritische Reflectie op het Discours rond 'ADHD' en 'Verslaving'
In augustus verscheen het webinar ‘ADHD en verslaving’, verzorgd door AkwaGGZ. Daarin vertelt Chris Loth over de stroom aan cliënten op haar spreekuur: "Ik zie zóveel ADHD en verslaving", "ADHD en Binge Eating, ADHD en nicotine, ADHD en blowen, ADHD en coke...". De lijst lijkt eindeloos. Het is een herkenbaar beeld: de hardnekkige ‘comorbiditeit’ tussen wat we in DSM-termen ‘aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis’ en een ‘stoornis in het gebruik van een middel’ noemen.
De neiging, zoals perfect geïllustreerd in dit webinar, is om te blijven redeneren in gescheiden concepten: we zien een cliënt met stoornis A en stoornis B. We stellen een genetische overlap vast, een gedeelde neurologische basis, en concluderen dat deze twee aparte stoornissen vaak samengaan. Vervolgens stellen we een behandelplan op dat in wezen een optelsom is: een protocol voor A plus een protocol voor B.
Maar wat als deze hele benadering, hoe gangbaar ook, ons op het verkeerde been zet? Wat als we niet kijken naar twee aparte aandoeningen die vaak samen voorkomen, maar naar twee manifestaties van één onderliggend, coherent spectrum van problematisch gedrag? Moderne wetenschappelijke modellen zoals het Hierarchical Taxonomy of Psychopathology (HiTOP) doorzien deze categorische denkfout. In deze kritische reflectie wil ik de conceptuele mist rond deze labels optrekken, de gevaren van de reductionistische 'hersenpan-verklaring' benadrukken en de vraag stellen die in het webinar onbeantwoord blijft: waar is de context gebleven?
Van ‘gestapelde labels’ naar een coherent spectrum
Het grootste probleem van het denken in DSM-categorieën is dat het ons dwingt om fenomenen die in de realiteit vloeiend in elkaar overlopen, in afgebakende hokjes te plaatsen. Dit leidt onvermijdelijk tot hoge percentages ‘comorbiditeit’, wat in feite een artefact is van een inadequaat classificatiesysteem. Het HiTOP-model biedt een fundamenteel ander perspectief, gebaseerd op de statistische samenhang tussen symptomen.
Binnen HiTOP worden stoornissen als ADHD en diverse middelengerelateerde stoornissen niet gezien als discrete entiteiten, maar als indicatoren van een breder, onderliggend ‘ongeremd-externaliserend’ spectrum. Dit spectrum omvat de neiging tot impulsief handelen zonder de consequenties te overzien. De in de webinar genoemde genetische overlap is vanuit dit perspectief geen bewijs voor een verband tussen twee aparte stoornissen, maar juist een krachtige validatie voor een gemeenschappelijke etiologische factor. Recente studies bevestigen dit: er zijn concrete, gedeelde polygenetische risicoscores gevonden voor clusters van middelengebruik die significant overlappen met die voor ADHD. De statistische samenhang wordt dus weerspiegeld in de biologie.
De observatie "ik zie veel ADHD en..." is klinisch accuraat, maar de betekenis ervan moet worden herzien. We zien geen comorbiditeit, maar coherentie. We zien geen optelsom van stoornissen, maar de veelzijdige expressie van één onderliggende kwetsbaarheid die we ‘ongeremdheid’ noemen.
Het gevaar van de 'hersenpan-verklaring'
Het webinar benoemt terecht dat ADHD en SUD “eenzelfde neurologische basis” hebben, vaak geduid binnen het ‘brain disease model of addiction’ (BDMA). Dit model stelt dat verslaving een chronische, recidiverende hersenziekte is. Hoewel goedbedoeld om stigma te verminderen, is deze visie zowel wetenschappelijk als klinisch problematisch.
Neurowetenschapper Marc Lewis (2017) stelt dat de hersenveranderingen bij verslaving geen bewijs zijn van een ‘ziekte’, maar het resultaat van neuroplasticiteit – een volstrekt normaal proces van leren en gewoontevorming. De hersenen zijn ontworpen om diepe gewoontes te vormen; dat dit gebeurt bij middelengebruik maakt het nog geen ziekte, net zomin als verliefdheid een ziekte is. Het idee dat drugs de hersenen 'kapen' is een metafoor die normale leerprocessen pathologiseert.
Klinisch gezien kan het BDMA, zoals Heather (2017) en collega's (2018) betogen, een gevoel van machteloosheid en passiviteit bij de cliënt in de hand werken. De overtuiging "wel willen, maar niet kunnen" wordt door dit model versterkt. Deze houding kan ook doorsijpelen in de taal van de behandelaar. Opmerkingen, hoe goed bedoeld ook, over 'wat zo leuk is aan ADHD'ers' creëren een afstand. Ze objectiveren de cliënt en diens 'stoornis', en versterken een dynamiek waarin de 'gezonde' expert de 'zieke' patiënt benadert, in plaats van een mens in diens context. Sterker nog, het riskeert wat we ‘narratieve geslotenheid’ noemen: het psychologisch vastzetten van de cliënt in een uitzichtloos levensverhaal, doordat het voor hem nagenoeg onmogelijk wordt zijn identiteit te herschrijven van 'verslaafde' naar 'persoon in herstel'. Dit hele idee van een chronische hersenziekte wordt bovendien direct tegengesproken door de realiteit van natuurlijk herstel: een aanzienlijk deel van de mensen herstelt zonder ooit professionele hulp te zoeken.
De blinde vlek: waar is de mens in zijn wereld gebleven?
Zelfs als we de conceptuele denkfouten negeren, stuiten we op een dieper probleem: de uitsluitende focus op het intrapsychische. Het model in de webinar reduceert complex menselijk lijden tot een technisch mankement in de hersenen. Deze obsessie met neurobiologie creëert een enorme blinde vlek voor de wereld waarin mensen leven, liefhebben en worstelen.
De meest cruciale vraag die dit model negeert, is die naar de functie van het gedrag. Wat als verslaving geen onzinnig symptoom is, maar een betekenisvolle, adaptieve reactie op een ondraaglijke realiteit? Wat als het een poging is tot zelfmedicatie tegen de chaos van trauma, of de enige uitweg uit een leven zonder hoop of verbinding? De 'hersenverschillen' die we op scans zien, zijn niet per se de oorzaak van het gedrag; ze zijn evengoed het fysieke gevolg, het neurologische littekenweefsel van een geleefd leven. De scan toont dan geen ziekte, maar een biografie.
Deze brein-focus heeft ook een pervers maatschappelijk effect. Het maakt van een sociaal probleem een individuele, medische aandoening. Falend beleid op het gebied van huisvesting, armoedebestrijding en sociale zekerheid blijft buiten schot, terwijl de verantwoordelijkheid bij het 'defecte brein' van het individu wordt gelegd.
Conclusie: de weg naar integratief behandelen
Een waarlijk wetenschappelijke en humane benadering vereist een radicale perspectiefwisseling. In plaats van de gefragmenteerde 'boodschappenlijst' van therapieën zoals voorgesteld in het webinar – ACT, CGT voor verslaving, CGT voor ADHD, PMT, traumatherapie én relatietherapie – vraagt een geïntegreerde benadering om een fundamenteel andere focus.
De interventie richt zich niet langer op het managen van losse symptoomclusters of het transdiagnostische construct 'ongeremdheid' als een technisch defect, maar op het systeem waarin dit gedrag een functie heeft. Het is een ecologische benadering die, zoals Heather en collega's (2018) stellen, het herstel niet ziet als de omkering van een pathologie, maar als de groei van welzijn binnen een gemeenschap. Ook mijn eigen onderzoek bevestigt dat sociale verbondenheid een sterk beschermende waarde heeft tegen middelengebruik (de Lange et al., 2025).
De taak van de behandelaar is dan ook niet het repareren van een 'ongeremd brein', maar het faciliteren van verbinding en het samen met de cliënt bouwen aan een leven waarin problematisch gedrag zijn logische, pijnstillende functie verliest. De cruciale vraag, die de DSM-diagnostiek overstijgt, is dan ook niet langer: "Welke stoornissen heeft u?", maar: "Welke pijn probeert dit gedrag te verzachten, en welk verhaal vertelt deze worsteling over uw leven?" Pas dan verleggen we de focus van het defecte brein naar de hele persoon in diens complexe wereld, op weg naar duurzaam herstel.